Op deze pagina leest u in grote lijnen wat de Wet bescherming klokkenluiders inhoudt. Het is geen compleet overzicht en niet alle details zijn vermeld. Maar zo krijgt u snel een beeld van de belangrijkste regels.
Welke meldingen worden beschermd?
De Wet bescherming klokkenluiders verstaat onder een misstand:
- een schending of een gevaar voor schending van het Unierecht; of
- een handeling of nalatigheid waarbij het maatschappelijk belang in het geding is bij
- een (gevaar voor) schending van een wettelijk voorschrift of van interne regels van een werkgever; of
- een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid van personen, aantasting van het milieu of het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten.
Voor deze meldingen geniet de melder bescherming. Zie voor de precieze definities artikel 1 van de Wet bescherming klokkenluiders. Onder het recht van de Europese Unie, ook wel Unierecht genoemd, gaat het met name om alle EU-richtlijnen en -verordeningen die in een bijlage bij de EU-klokkenluidersrichtlijn worden genoemd.
Wie zijn beschermd?
Beschermd worden alle melders van vermoedens van een misstand die in een werkgerelateerde context activiteiten verrichten voor een bedrijf of organisatie, ongeacht op welke grond ze die werkzaamheden verrichten. De wettelijke beschermingsmaatregelen gelden eveneens voor mensen die de melder bijstaan en derden.
Het begrip 'melder' in de Wet bescherming klokkenluiders is veel breder dan alleen werknemers en ambtenaren. Het omvat ook personen die op een andere grond activiteiten verrichten voor een werkgever, zoals zelfstandigen, vrijwilligers, stagiairs, sollicitanten, aannemers, aandeelhouders, bestuurders en leveranciers. Ook mensen die een melder bijstaan, zoals een vertrouwenspersoon of vakbondsvertegenwoordiger, worden beschermd. Hetzelfde geldt voor betrokken derden, bijvoorbeeld een collega of familielid die verbonden is met een melder en die benadeeld kan worden in zijn werkzaamheden. En ook interne onderzoekers en degenen die een interne melding in behandeling nemen worden beschermd. Lees voor meer informatie de pagina Kring van beschermden.
Bescherming bij openbaarmaking
Onder een aantal voorwaarden is een melder ook beschermd bij openbaarmaking van een vermoeden van een misstand. Bijvoorbeeld als een melder op redelijke gronden geen vertrouwen heeft in de externe bevoegde autoriteit die de melding onderzoekt. De precieze voorwaarden staan in artikel 17ea van de Wet bescherming klokkenluiders.
Wat valt onder benadeling?
Benadeling omvat élke vorm van benadeling van een melder van een vermoedelijke misstand, waaronder in ieder geval ontslag of schorsing, een boete als bedoeld in artikel 650 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, demotie (verlaging in rang), het onthouden van bevordering, een negatieve beoordeling, een schriftelijke berisping, overplaatsing naar een andere vestiging, discriminatie, intimidatie, pesterijen of uitsluiting, smaad of last, voortijdige beëindiging van een overeenkomst voor het leveren van goederen of diensten, en intrekking van een vergunning (zie artikel 17da van de Wet bescherming klokkenluiders). Lees ook de pagina Beschermde meldingen.
Bewijslast bij de werkgever
Een melder kan ervaren benadeeld te worden als gevolg van het doen van een melding. Volgens de Wet bescherming klokkenluiders hoeft de melder alleen aan te tonen dat hij met redelijke gronden heeft gemeld en dat hij is benadeeld. De wet gaat uit van het vermoeden dat de benadeling het gevolg is van de melding of openbaarmaking. De bewijslast ten aanzien van het verband tussen de benadeling en de melding ligt, anders dan onder de oude Wet Huis voor klokkenluiders, in eerste instantie bij de werkgever. Het is aan de werkgever (die de benadelende maatregel heeft genomen) om aan te tonen dat de benadeling niet het gevolg is van de melding.
Vrijwaring in gerechtelijke procedures
In artikel 17f van de Wet bescherming klokkenluiders staat dat melders, degenen die hen bijstaan (zoals vertrouwenspersonen) en betrokken derden gevrijwaard (beschermd tegen aansprakelijkheid) zijn in gerechtelijke procedures. Bijvoorbeeld in procedures wegens schending van de geheimhoudingsplicht, laster, schending van auteursrechten, openbaarmaking van bedrijfsgeheimen, schending van vertrouwelijkheid of loyaliteit of bescherming van persoonsgegevens. Als voldaan is aan de wettelijke voorwaarden, kunnen zij daarvoor niet aansprakelijk worden gesteld. Een voorwaarde is onder andere dat de melder redelijke gronden had om te denken dat de melding of openbaarmaking nodig was om een misstand te onthullen. Ook moet de melder redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de gemelde informatie juist was.
De bewijslast ligt bij degene die de melder aansprakelijk heeft gesteld. Dit betekent dat degene die de gerechtelijke procedure instelt tegen de melder, moet bewijzen dat de gewraakte handelingen niet noodzakelijk waren om de inbreuk te onthullen.
Intern én extern melden beschermd
Er geldt geen verplichting om eerst intern (bij de eigen werkgever) te melden. Ook wanneer een melder direct bij een extern meldkanaal zijn melding doet, bij het Huis voor klokkenluiders of bij een andere bevoegde autoriteit, heeft hij recht op bescherming. Dat is geregeld in de artikelen 17e en 17ea van de Wet bescherming klokkenluiders. Eerst intern melden heeft wel de voorkeur en wordt zoveel mogelijk gestimuleerd.
Bescherming identiteit melder en geheimhoudingsplicht
De identiteit van de melder wordt beschermd bij meldingen aan alle bevoegde autoriteiten, bij werkgevers en bij alle taken van het Huis voor klokkenluiders. Zie artikel 1a, derde en vierde lid, en artikel 3i Wet bescherming klokkenluiders.
In geval er voor een bevoegde autoriteit specifieke regels gelden, gaan deze voor (zie artikel 1b Wet bescherming klokkenluiders).
Strenge eisen aan interne meldprocedure
Werkgevers bij wie minstens 50 personen werkzaam zijn, moeten een procedure vaststellen voor de omgang met meldingen van een vermoeden van een misstand binnen hun organisatie. In die procedure moet onder andere staan dat de melder binnen zeven dagen een ontvangstbevestiging krijgt en dat de melder binnen een redelijke termijn van maximaal drie maanden informatie krijgt over de beoordeling van zijn melding (feedback).
Voor sommige organisaties geldt dat zij ook bij minder dan 50 werkzame personen een interne meldprocedure moeten vaststellen. Het gaat om organisaties die werkzaam zijn op het gebied van financiële diensten, producten en markten, het voorkomen van witwassen van geld en terrorismefinanciering, burgerluchtvaart, maritieme arbeid en havenstaatcontrole, en op het gebied van offshore olie- en gasactiviteiten.
Ook geldt voor deze werkgevers een registratieplicht van meldingen. Vermoedens van overtredingen van het recht van de Europese Unie moeten ook via die interne procedure kunnen worden gemeld. Zie voor deze eisen de artikelen 2, 2a en 2b van de Wet bescherming klokkenluiders. Zie voor meer informatie de pagina's Interne meldprocedure en Ik ben werkgever.
Aangewezen bevoegde autoriteiten
In de Wet bescherming klokkenluiders zijn inspecties en toezichthouders als bevoegde autoriteiten aangewezen die een meldkanaal moeten inrichten om meldingen over vermoedens van misstanden te ontvangen en te behandelen. Deze autoriteiten hadden al een taak om schendingen van het Unierecht op de in de richtlijn genoemde gebieden te onderzoeken en zo nodig maatregelen te treffen. Er gelden specifieke eisen voor de behandeling van meldingen van vermoedens van misstanden voor deze aangewezen bevoegde autoriteiten. Deze eisen staan in de artikelen 2d tot en met 2i van de Wet bescherming klokkenluiders. Zie voor meer informatie de pagina Externe meldkanalen.
Registratieplicht van meldingen
Werkgevers die een interne meldprocedure moeten vaststellen, moeten meldingen van vermoedens van misstanden registreren in een daarvoor ingericht register. Gegevens van een melding moeten worden vernietigd als ze niet langer noodzakelijk zijn. Zie de artikelen 2a en 2b van de Wet bescherming klokkenluiders en voor bevoegde autoriteiten artikel 2d van de Wet bescherming persoonsgegevens. In artikel 2b zijn de eisen vastgelegd waaraan de registratie van mondelinge meldingen bij een werkgever moeten voldoen.