Op grond van de Europese klokkenluidersrichtlijn moest Nederland zogenaamde ‘bevoegde autoriteiten’ aanwijzen. Zij kunnen meldingen ontvangen en onderzoek doen of maatregelen nemen naar aanleiding van een melding van schending van het recht van de Europese Unie (Unierecht). In Nederland zijn de onderstaande bevoegde autoriteiten aangewezen.
Bij wet aangewezen bevoegde autoriteiten
In de Wet bescherming klokkenluiders (artikel 2c) zijn de volgende bevoegde autoriteiten aangewezen:
- de Autoriteit Consument en Markt (ACM);
- de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
- de Autoriteit persoonsgegevens (AP);
- De Nederlandsche Bank N.V. (DNB);
- het Huis voor klokkenluiders (het Huis);
- de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ);
- de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa);
- de Autoriteit Nuceaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS).
Deze autoriteiten, behalve het Huis, waren op basis van specifieke wetten al belast met het toezicht op en de handhaving van recht van de Europese Unie. Het Huis is aangewezen als bevoegde autoriteit voor meldingen waarvoor geen andere autoriteit bevoegd is.
Een voorbeeld van een schending van het recht van de Europese Unie waar geen specifieke bevoegde autoriteit voor bestaat, is een schending van het aanbestedingsrecht bij het verlenen van overheidsopdrachten. Daarvoor is het Huis de bevoegde autoriteit. In geval van schendingen van bijvoorbeeld de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is de Autoriteit persoonsgegevens de bevoegde autoriteit. Bij schendingen van het consumentenrecht is de Autoriteit Consument en Markt de bevoegde autoriteit. Zo is elke autoriteit op haar eigen werkgebied de bevoegde autoriteit.
Overige aangewezen bevoegde autoriteiten
Bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen ook bevoegde autoriteiten worden aangewezen. Hiervoor heeft de wetgever gekozen omdat enkele autoriteiten onderdeel zijn van een ministerie. De toezichthoudende taken in het kader van toezicht op recht van de Europese Unie worden uitgeoefend door ambtenaren die daarvoor door de betreffende minister zijn aangewezen. Dit betreft de volgende drie autoriteiten:
- de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA);
- de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) en
- de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is bij besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 april 2024 aangewezen als bevoegde autoriteit in de zin van artikel 2c van de Wet bescherming klokkenluiders. De Nederlandse Arbeidsinspectie en de Inspectie Leefomgeving en Transport worden waarschijnlijk in 2025 aangewezen als bevoegde autoriteit door achtereenvolgens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Eisen aan externe meldkanalen
Alle aangewezen bevoegde autoriteiten moeten een meldkanaal inrichten voor externe, werkgerelateerde meldingen over (vermoedens van) schendingen van het recht van de Europese Unie op hun werkgebied. Dit zijn de zogenaamde externe meldkanalen. De Nederlandse wetgever heeft ervoor gekozen dat de bevoegde autoriteiten ook voor meldingen van vermoedens van misstanden die niet gaan over een schending van het recht van de Europese Unie moeten voldoen aan dezelfde eisen. De Nederlandse Wet bescherming klokkenluiders legt hier dus meer eisen op dan waartoe de EU-klokkenluidersrichtlijn verplicht.
De eisen aan externe meldkanalen staan in de Wet bescherming klokkenluiders. Ze gelden voor alle meldingen van vermoedens van misstanden bij de bevoegde autoriteiten (niet alleen voor schendingen van het recht van de Europese Unie).
De eisen aan externe en interne meldkanalen lijken op elkaar, maar zijn niet hetzelfde. Ook bevoegde autoriteiten moeten binnen zeven dagen een ontvangstbevestiging van een melding sturen, meldingen goed registreren en vertrouwelijk behandelen. Anders dan werkgevers mogen zij de termijn van drie maanden waarbinnen zij feedback moeten geven aan melders één keer met drie maanden verlengen, mits voldoende gemotiveerd. In enkele in de wet genoemde situaties mogen bevoegde autoriteiten besluiten om geen opvolging te geven aan een melding. Verder mogen zij bij grote aantallen meldingen voorrang geven aan de behandeling van meldingen van ernstige misstanden (prioriteren). Daarnaast moeten de bevoegde autoriteiten verantwoordelijk en voldoende opgeleid personeel aanwijzen en informatie aanbieden op een afzonderlijke pagina van hun website. Lees voor alle specifieke eisen aan externe meldkanalen de artikelen 2d tot en met 2i van de Wet bescherming klokkenluiders.
Doorzenden melding aan juiste bevoegde autoriteit
Indien een bevoegde autoriteit een externe melding ontvangt waarvoor deze autoriteit niet bevoegd is, dan dient de melding doorgezonden te worden aan de wel bevoegde autoriteit om in behandeling te worden genomen. Dat moet zo snel mogelijk en op een veilige wijze. Maar let op: in de Wet bescherming klokkenluiders (artikel 2e, vierde lid) is geregeld dat de melder eerst moet instemmen met de doorzending. Als de melder hiermee niet instemt, dan moet de bevoegde autoriteit de melder er uitdrukkelijk op wijzen dat bij niet doorzenden de melding niet in behandeling wordt genomen.