De Wet Huis voor klokkenluiders is aangepast, en heet nu de Wet bescherming klokkenluiders. Op deze pagina leest u in grote lijnen wat dit betekent. Het is geen compleet overzicht en niet alle details zijn vermeld. Maar zo krijgt u in één oogopslag een beeld van de belangrijkste veranderingen.

Beschermingsmaatregelen
Voorheen werden alleen werknemers beschermd die een vermoeden van een misstand meldden waarbij, zoals bedoeld in de Wet Huis voor klokkenluiders. Nu worden ook personen beschermd die werkgerelateerde meldingen doen van een vermoeden van een schending of een gevaar voor schending van het Unierecht of een gevaar voor schending van een wettelijk voorschrift of interne regels van een werkgevers. Daarbij wordt aangenomen dat met die schendingen van het Unierecht een maatschappelijk belang is gemoeid. Bij een melding van een schending – ongeacht of die van grote of geringe betekenis is - wordt de melder beschermd.
Het wettelijk benadelingsverbod geldt nu voor een grotere groep mensen en in meer gevallen. Voorheen was wettelijk geregeld dat de werkgever de werknemer/ambtenaar niet mocht benadelen als gevolg van het melden van een vermoeden van een misstand (als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet Huis voor klokkenluiders). Dat gold tijdens en na de behandeling van deze melding bij de werkgever of de daarvoor bevoegde instantie.
Nu geldt het benadelingsverbod voor alle melders van misstanden (inclusief schending van het Unierecht), die in een werkgerelateerde context activiteiten verrichten voor een bedrijf of organisatie, ongeacht op welke grond ze die werkzaamheden verrichten, en voor mensen die de melder bijstaan en derden.
Het begrip melder in de Wet bescherming klokkenluiders is veel breder dan alleen werknemers en ambtenaren. Het omvat ook personen die op een andere grond activiteiten verrichten voor een werkgever, zoals zelfstandigen, vrijwilligers, stagiairs, sollicitanten, aannemers, aandeelhouders, bestuurders en leveranciers. Ook mensen die een melder bijstaan (zoals een vertrouwenspersoon of vakbondsvertegenwoordiger) worden nu beschermd. Dat geldt ook voor betrokken derden, bijvoorbeeld een collega of familielid die verbonden is met een melder en die benadeeld kan worden in zijn werkzaamheden. En ook interne onderzoekers en degenen die een interne melding in behandeling nemen worden nu straks beschermd. Lees ook de pagina Uitbreiding kring van beschermden.
Bij openbaarmaking van misstanden kon al een beroep worden gedaan op de vrijheid van meningsuiting. De rechtspraak heeft uitwerking gegeven aan de voorwaarden die daarbij gelden. Nu kan bij openbaarmaking van misstanden onder bepaalde voorwaarden bescherming worden ingeroepen op grond van artikel 17ea van de Wet bescherming klokkenluiders.
Eerst viel onder benadeling uitsluitend benadeling in de rechtspositie, zoals schorsing, ontslag, degradatie, onthouden van bevordering, loonsverlaging en verandering van werklocatie. Nu omvat het verbod op benadeling élke vorm van benadeling van een melder van een vermoedelijke misstand, waaronder in ieder geval ontslag of schorsing, een boete als bedoeld in artikel 650 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, demotie, het onthouden van bevordering, een negatieve beoordeling, een schriftelijke berisping, overplaatsing naar een andere vestiging, discriminatie, intimidatie, pesterijen of uitsluiting, smaad of last, voortijdige beëindiging van een overeenkomst voor het leveren van goederen of diensten, en intrekking van een vergunning (zie artikel 17da). Lees ook de pagina Uitbreiding beschermde meldingen.
Vroeger moest de melder aantonen dat hij een melding had gedaan, dat hij was benadeeld en dat de benadeling kwam door die melding. Volgens de nieuwe Wet bescherming klokkenluiders hoeft hij alleen aan te tonen dat hij met redelijke gronden heeft gemeld en dat hij is benadeeld. De nieuwe wet gaat uit van het vermoeden dat de benadeling het gevolg is van de melding of openbaarmaking. De bewijslast ten aanzien van het verband tussen de benadeling en de melding is verschoven naar de werkgever. Het is nu aan de werkgever (die de benadelende maatregel heeft genomen) om aan te tonen dat de benadeling niet het gevolg is van de melding.
In artikel 17f van de Wet bescherming klokkenluiders staat dat melders, degenen die hen bijstaan (zoals vertrouwenspersonen) en betrokken derden gevrijwaard zijn in gerechtelijke procedures. Bijvoorbeeld in procedures wegens schending van de geheimhoudingsplicht, laster, schending van auteursrechten, openbaarmaking van bedrijfsgeheimen, schending van vertrouwelijkheid of loyaliteit of bescherming van persoonsgegevens. Als voldaan is aan de wettelijke voorwaarden, kunnen zij daarvoor niet aansprakelijk worden gesteld. Een voorwaarde is onder andere dat de melder redelijke gronden had om te denken dat de melding of openbaarmaking nodig was om een misstand te onthullen. Ook moet de melder redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de gemelde informatie juist was.
De bewijslast ligt bij degene die de melder aansprakelijk heeft gesteld. Dit betekent dat degene die de gerechtelijke procedure instelt tegen de melder, moet bewijzen dat de gewraakte handelingen niet noodzakelijk waren om de inbreuk te onthullen.
Voorheen gold in beginsel de verplichting om vermoedens van misstanden eerst intern te melden, tenzij dat in redelijkheid niet van de melder gevraagd kon worden.
Nu geldt geen verplichting meer om eerst intern (bij de eigen werkgever) te melden. Ook wanneer een melder direct bij een extern meldkanaal (het Huis voor klokkenluiders of een andere bevoegde autoriteit) zijn melding doet, heeft hij recht op bescherming. Dat is geregeld in de artikelen 17e tot en met 17f van de Wet bescherming klokkenluiders. Eerst intern melden heeft nog steeds de voorkeur en wordt zoveel mogelijk gestimuleerd.
Eerst mocht de indentiteit van de werknemer niet bekend gemaakt worden door het Huis voor Klokkenluiders zonder instemming van de werknemer. Dit was alleen geregeld voor adviesvragers en werknemers die verzochten om een onderzoek naar een misstand.
De identiteit van de melder wordt nu ook beschermd bij meldingen aan andere bevoegde autoriteiten, bij werkgevers en bij alle taken van het Huis voor klokkenluiders. Zie artikel 1a, derde en vierde lid, en artikel 3i Wet bescherming klokkenluiders.
Waar eerst de geheimhoudingsplicht bij het Huis voor klokkenluiders gold en de verplichting voor de werkgever om een melding vertrouwelijk te behandelen, geldt de geheimhoudingsverplichting nu ook integraal voor meldingen bij werkgevers en bij andere bevoegde autoriteiten dan het Huis. Zie artikel 1a, eerste en tweede lid, en artikel 3i van de Wet bescherming klokkenluiders. Ingeval voor een bevoegde autoriteit specifieke regels gelden, gaan deze voor (zie artikel 1b Wet bescherming klokkenluiders).
Meldprocedures
Werkgevers bij wie in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn, moesten al een procedure vaststellen voor het omgaan met het melden van een vermoeden van een misstand binnen hun organisatie. In artikel 2 van de Wet Huis voor klokkenluiders stond aan welke voorwaarden die procedure moet voldoen. Nu gelden strengere eisen aan die interne meldprocedure. Zo moet de melder binnen zeven dagen een ontvangstbevestiging krijgen en moet de melder binnen een redelijke termijn van maximaal drie maanden informatie krijgen over de beoordeling van zijn melding (feedback).
Ook geldt voor werkgevers nu een registratieplicht van meldingen. Vermoedens van overtredingen van het recht van de Europese Unie moeten ook via die interne procedure kunnen worden gemeld. Zie voor de nieuwe eisen de artikelen 2, 2a en 2b van de Wet bescherming klokkenluiders.
Zie voor meer informatie Strengere eisen interne meldprocedure en Voor werkgevers.
In de Wet bescherming klokkenluiders zijn inspecties en toezichthouders als bevoegde autoriteiten aangewezen die een meldkanaal moeten inrichten om meldingen over vermoedens van misstanden te ontvangen en te behandelen. Deze autoriteiten hadden al een taak om inbreuken op het Unierecht op de in de richtlijn genoemde gebieden te onderzoeken en zo nodig maatregelen te treffen. Nu gelden er specifieke eisen voor de behandeling van meldingen van misstanden voor deze aangewezen inspecties en toezichthouders. Zie voor die eisen de artikelen 2d tot en met 2i van de Wet bescherming klokkenluiders. Zie voor meer informatie de pagina Externe meldkanalen.
Werkgevers bij wie in de regel minstens 50 personen werkzaam zijn, moeten meldingen van vermoedens van misstanden registreren in een daarvoor ingericht register. Gegevens van een melding moeten worden vernietigd als ze niet langer noodzakelijk zijn. Zie de artikelen 2a en 2b van de Wet bescherming klokkenluiders en voor bevoegde autoriteiten artikel 2d van de Wet bescherming persoonsgegevens. In artikel 2b zijn de eisen vastgelegd waaraan de registratie van mondelinge meldingen bij een werkgever moeten voldoen.